Foodwatch is een campagne tegen zelfregulering van marketing voor voedingsmiddelen gestart. We trappen de campagne af met de publicatie van een nieuw rapport, uitgevoerd door onderzoeksbureau Panteia. Het rapport toont aan dat door scheve verhoudingen binnen de Stichting Reclame Code (SRC) de belangen van de voedselindustrie zwaarder tellen dan die van de consument.
Foodwatch strijdt al jaren tegen wanpraktijken vanuit de voedselmarketing. Het aantal klachten dat we hebben ingediend bij de Reclame Code Commissie (RCC) is ondertussen al te veel om op te noemen. Na hier al meer dan tien jaar tegen gestreden te hebben, vroegen we ons af: hoe veel verandert er nou daadwerkelijk, na onze klachten en die van anderen?
Om die reden hebben we onderzoeksbureau Panteia gevraagd uit te zoeken hoe de Nederlandse reclamecode werkt en wat voor bescherming deze biedt voor de consument. De conclusies van dit onderzoek bevestigen vermoedens die wij al een tijd hadden: de belangen van de industrie wegen zwaarder dan die van het maatschappelijk belang en daardoor worden consumenten niet genoeg beschermd tegen ongeoorloofde marketing van (ongezond) voedsel.
Systeem van zelfregulering benadeelt consument
Er zijn verschillende redenen waarom de belangen (en gezondheid) van de consument worden achtergesteld. Ten eerste zijn de verhoudingen binnen de SRC scheef. De SRC bestaat uit vier kolommen, die de belangen vertegenwoordigen van adverteerders, media, reclamemakers en als vierde kolom: consumenten en de maatschappij. Aanscherpingen van de Reclamecode voor Voedingsmiddelen (de regels voor voedselreclame) mogen worden voorgesteld door alle kolommen, behalve door die van consumentenvertegenwoordigers. Er is ook vastgelegd dat er naar consensus wordt gestreefd tussen de kolommen, maar de kolom consument en maatschappij kan een afwijkende mening hebben die geen invloed heeft op de doorvoering van aanpassingen aan de reclamecode. Bovendien telt de stem van de kolom consument en maatschappij minder zwaar mee dan die van de andere kolommen. Dit zijn voor de Consumentenbond redenen geweest om een paar jaar geleden uit de commissie te stappen, waardoor er op dit moment geen partij is binnen de kolom consument en maatschappij die zich richt op voeding en gezondheid.
Ten tweede wordt er alleen reactief gehandhaafd, waardoor adverteerders niet altijd vooraf bekijken of hun reclames wel voldoen aan de regels. Dit weten wij natuurlijk als geen ander, omdat wij al talloze zaken hebben ingediend wegens misleidende marketing. Snoep, frisdrank en junkfood dat wordt geadverteerd aan jonge kinderen (soms zelfs door middel van bekende kinderfiguren), terwijl dat eigenlijk niet mag. De bewijslast ligt dan bij ons om dat te signaleren, informatie te verzamelen, een klacht in te dienen, en achteraf te checken of het bedrijf zijn marketinguiting wel heeft aangepast, wat vaak niet het geval is. Dit soort zaken zouden niet moeten afhangen van foodwatch en anderen, maar bedrijven moeten er juist zelf voor zorgen dat hun reclame-uitingen aan de regels voldoen! Bovendien, wanneer wij een tip van een trouwe foodwatcher hierover binnenkrijgen, is het kwaad al geschied! Veel kinderen hebben de ongeoorloofde reclame voor snoepgoed met daarop Paw Patrol of Disney Frozen dan al gezien. Wat voor effect heeft zo’n reclamecode dan nog?
Tot slot wordt er niet gecontroleerd of de uitspraken van de RCC worden nageleefd door de adverteerders. Zoals hiervoor geschreven, is het vaak de taak van ons om te kijken of bedrijven inderdaad hun reclameuitingen hebben aangepast na een uitspraak van de RCC. Hierdoor kunnen voedselbedrijven de aanbevelingen van de RCC makkelijk naast zich neerleggen, en verder gaan met het verspreiden van reclame die schadelijk is voor de consument.
De conclusie van het rapport:
“Concluderend stellen wij dat consumenten niet altijd goed worden beschermd tegen (al dan niet misleidende) reclame voor ongezonde voedingsmiddelen. Zowel de scheve verhoudingen bij de totstandkoming van de RvV als het reactieve toezicht erop, zorgt voor onvoldoende bescherming en leidt in de praktijk tot situaties waarin zowel volwassenen als kinderen mogelijk op een onverantwoorde manier worden verleid om producten te kopen die schadelijk zijn voor hun eigen gezondheid.”